Liefste Bali,
Eerder deze week hadden we ons eerste afspraakje. Ik had torenhoge verwachtingen: magische tempels, prachtige natuur, vriendelijke mensen. Iedereen wil met jou op date, lijkt het, dus ik voelde me uitverkoren om je magie uit de eerste hand waar te nemen.
De date startte met een lekker ontbijt in onze idyllische homestay, geserveerd door onze charmante gastheer. Misschien was Australië verlaten niet zo erg als mijn hartpijn leek te zeggen? Hij had ons nog gewaarschuwd dat zijn huis niet in een toeristische wijk lag: winkels, eetgelegendheden en bezienswaardigheden zouden we er niet vinden – tenzij erg lokaal. Perfect, zo wilden we het.

Het was dus misschien wat gemeen van me toen ik je vertelde dat je stonk. Ik begrijp dat dit jou veel pijn deed. Ik had bij een eilandengroep verkeerdelijk een paradijselijk beeld: parelwitte stranden, Indiana Jones tempels… Wat ik alleszins niet verwachtte waren bergen afval langs de weg, in de rivieren, in de beekjes: zowat overal. En dat afval stonk. Het kwam er sneller uit dan ik zelf had verwacht en jij besloot wraak te nemen tijdens onze eerste date.

Na 2 kilometer te wandelen langs veel te drukke (en natuurlijk voetpadloze wegen) stond ook ik nat in het zweet. ‘Ik stinken, jij stinken’ – dat moet je gedacht hebben. We waren bij Kuta Beach en de ene straatventer na de andere stond klaar om ons te leren surfen, iets te laten drinken of om iets raar te doen met een pijl en boog. Paradijzen worden doorgaans geserveerd zonder straatventers, maar daar heb jij lak aan.

Uiteindelijk kozen we een vriendelijke straatventer uit voor een water en een cola, met stoeltjes en parasol. We zagen toeristen het water ingeduwd worden door lokale gidsen. We zagen deze gidsen hun sigaretten doven en begraven op het strand. We zagen bulldozers tonnen afval wegrijden. De mens maakt het paradijs graag kapot, bij voorkeur met plastic en sigaretten.
Ik besloot je nog een kans te geven: een prachtig strand, aan de andere kant van Bali. God, wat was het prachtig. We moesten via een smalle trap naar beneden en kregen dan toegang tot het paradijs. Dat opnieuw vol zat met toeristen, plastic en straatventers. Geld moet overal rollen.

Eens terug boven spotte ik twee schattige aapjes. Makaak-aapjes. Ik was blij dat je onze eerste date terug serieus nam. Erg enthousiast houden we onze afstand en nemen we van ver foto’s. Andere toeristen gaven de aapjes chips. Als ik aan één ding een hekel heb, is het eten geven aan wilde dieren. A fed animal is a dead animal, zeggen ze in Australië.
Toen Jonas naar het toilet ging, liet hij zijn flesje water achter. Oké, het was geen goed idee van mij om een andere man mee te nemen op onze eerste date. Misschien verdiende ik het wel. Maar toch… Hij had zijn rug nog niet gedraaid of je aap greep naar het flesje water. Uit een reflex – en omdat ik de 106454763 regels nog niet kende voor het omgaan met makaken – greep ik ook naar het flesje. Dit amuseerde de andere toeristen: Monkey versus Female Human – Round One.

De aap krabde me onmiddellijk, toonde zijn – toegegeven, gigantisch grote – tanden. Ik zag dollartekens voor mijn ogen bij het idee aan de follow-up rabiës-inentingen die ik zou moeten krijgen en liet het flesje onmiddellijk los en maakte me uit de voeten. Na ronde één al onmiddellijk ingemaakt door een dier dat 5x zo klein is. De andere toeristen vonden het aapje zo schattig: ‘Oh look, it can open the bottle‘, gierden ze het uit. Niemand die mij vroeg hoe het met mij ging. Van je eigen soort moet je het hebben.
Alsof de aftocht blazen nog niet gênant genoeg is, moesten we nadien de puinhoop van Meneer Aap nog opruimen ook. Dop en flesje lagen verspreid op het plein. Ik stuurde met ogen vol angst Jonas om het op te rapen en weg te gooien. Van de aap geen spoor.
Dat het mijn eigen schuld was, dacht ik. Ik had maar onmiddellijk het flesje moeten lossen. Dat de apen het door jarenlang toerisme allicht gewend zijn om alles te krijgen dat ze willen. Ik gaf je nog een kans, Bali. Ik wilde zo graag je tempels zien en die beruchte Balinese dansen. Dat we bij die tempel wel moesten opletten voor de brutale apen; dat had ik intussen wel geleerd. We namen geen eten mee, geen drinken, geen losse objecten. De bril van Jonas werd opgeborgen en hij gidste zich blind verder.
Maar wat deed jij, Bali? Jij stuurde je apenleger op me af. Ze trokken aan mijn haar, stalen het rekkertje uit mijn haardos. Ze namen het speelgoedje van een peuter af en dropten het genadeloos in de oceaan. Ze plunderden camera’s en handtassen.
Hierna probeerde je je nog te herpakken – met the Dance Of Fire, enkele prachtige watervallen en tempels – maar de vertrouwensbreuk was te groot.









Dus moet ik je zeggen: Bali, I think we should see other people, uh, islands.
(Noot: Dit stuk werd geschreven op 22 november 2017)