Na onze duikavonturen in Aqaba was het tijd voor een heel ander stukje natuur: Wadi Rum. De woestijn. Via Booking.com, hadden we een reservatie gemaakt bij Arabian Nights een klein tentenkamp in het spreekwoordelijke midden van de woestijn.
Wadi Rum vinden is niet moeilijk, er lopen maar een paar echt grote wegen door Jordanië. De GPS deed het verbazend goed en bij het visitor centre draaiden we ‘onbewust’ de verkeerde parking op. Nadat we ons inkomgeld betaald hadden reden we tot aan het dorpje aan het begin van de woestijn. We gooien onze auto op de parking en worden meteen aangesproken: “waar hadden we geboekt?”. Nog geen 2 minuten later was onze gids ter plaatse die ons naar ons tentenkamp bracht.
Een paar minuten rijden en het telefoonsignaal was verdwenen. Tijd voor 24 uur digitale detox.

Na een simpele lunch in de hoofdtent maakten we ons klaar voor een ritje in de woestijn in de laadbak van een oude pick-up. Warm aangekleed, want er stond een aardig windje. Samen met ons ging er nog een Duits koppel met ons mee. Zij deden Jordanië in de omgekeerde richting en kwamen net van Petra. Hun tips zouden zeer waardevol blijken.
We waren niet de enigen die ‘een ritje in de woestijn’ maakten. Het was duidelijk dat er tientallen tentenkampen en hele ladingen bustoeristen in Wadi Rum waren, ook al was het nog laagseizoen.



Een laatste deeltje van het ritje door de woestijn was de ondergaande zon. Ondertussen hebben we er al een heleboel gezien (de zon gaat elke dag wel ergens onder heb ik van horen zeggen), maar dit was er toch weer een speciale. We waren zo goed als alleen en konden kilometers ver kijken en zien hoe de zon steeds dieper zakte en uiteindelijk helemaal onder ging.
En toen werd het koud.


Een algemene misvatting over de woestijn is dat er enkel zand te vinden is en dat je de hele tijd loopt te puffen van de hitte. Laten we die misvatting alvast even de kop indrukken. In februari is het nog aangenaam fris in Wadi Rum. Geen blakende zon die je ter plekke doet verbranden. Geen liters water met je meezeulen. Overdag viel het allemaal nog goed mee.
Nog iets wat we weten over woestijnen: het kan er wel eens koud worden gedurende de nacht. In februari is het verschrikkelijk, ongelofelijk, tenenkrullend, niet om over naar huis te schrijven koud gedurende de nacht. Neen serieus. Koud. Veel te koud. Denk aan de frigo van de Colruyt, maar dan kouder en niet alleen om daar snel twee appels en een banaan te gaan nemen.
En tegelijk ziek zijn, ja, ik was nog steeds goed ziek.
‘s Avonds werd het buffet geserveerd in de grote tent. De hele groep, een vijftiental mensen, schoven aan bij het buffet allemaal aan. Eerst wel even het eten van onder de grond halen. Daar heeft het enkele uren liggen garen. Oh, was het maar niet zo koud buiten, want ja, we moeten toch kijken hoe dat klaargemaakt wordt? Gelukkig was het binnen in de tent lekker warm door een grote open haard.
Slapen deden we in onze eigen frigo. Een frigo met daarin een groot bed met een dikke laag dekens. Deze warmden ons traag maar zeker op, maar mijn neus was toch wel aardig bevroren tegen de ochtend (en ja, tijdens de nacht een paar keer heel snel naar het toilet moeten lopen. Koud zeg ik u).
En toch vond ik het fantastisch. Dit was echt weer zo’n ervaring om nog lang over na te praten. Niet dat het we nog snel eens in februari zullen doen.


