Toegegeven, toen ik deze opdracht voor het eerst las, kon ik alleen meer ‘uuurgh‘ denken. Als er één iets is dat ik nooit uit mezelf zou doen op vakantie dan is het wel koken. Oké, dat is een flagrante leugen: als er één iets is dat ik nooit uit mezelf zou doen op vakantie dan is het wel bungeejumpen, parachutespringen, bergbeklimmen of deelnemen aan een deathride. Maar alles met hoogtes buiten beschouwing gelaten: koken.
Daar zijn een aantal redenen voor:
- Ik kook absoluut niet graag.
- Ik ben een extreem moeilijke eter. Wortelen op een broodje? Oké. Wortelen in spaghettisaus? Niet oké. Tomaten op een broodje? Niet oké. Tomaten in een salade? Oké. Eten dat elkaar raakt op een bord? Niet oké. Fruitsap met pulp? Niet oké. Soep die niet volledig gemixt is? Niet oké, tenzij het vegetarische Tom Ka Kai soep is. Bon, u begrijpt het: moeilijk.
- Ik ben extreem onhandig. Elke handeling met een mes is levensbedreigend voor mezelf en mijn omgeving. Daarom kan ik alleen ellendig traag snijden.
- Ik eet bij voorkeur alleen vegetarisch of vis. Niet altijd even interessant voor vleeseters in de groep
Kortom: ik zag deze opdracht helemaal niet zitten. En al helemaal niet, omdat ik de Indonesische keuken maar zo-zo vond. Doodgeslagen met Mie Goreng (gefrituurde noedels) en Nasi Goreng (gefrituurde rijst). En dan de absurde hoeveelheid kipgerechten.
Bij deze opdracht had ik dan ook een groot ‘omdat het moet’ gevoel. ‘Omdat het moest’ schreven we ons bij ViaVia in voor een kookles. Omdat we de eersten waren, mochten wij de menu kiezen. Jonas – die al elf jaar mijn moeilijke eetgewoontes vanbuiten probeert te leren – duwde het kookboek onder mijn neus. De keuze viel op:
- Terong Balado – iets dat onze kok later zou vertalen als een Indonesische variant op ratatouille.
- Kare Udang – curry met garnalen
De kookles zelf begon met een ochtendlijk bezoek aan een zondagse markt. Intussen hadden we ook een extra leerling: een soloreiziger uit Duitsland die het bezoek aan de markt professioneel van commentaar voorzag. ‘Sometimes it is better that you don’t know‘, zei hij van de vele standjes waar het FAVV een hartaanval van zou krijgen. Dat we al een maand in Indonesië zaten en nog nooit problemen hebben gehad met het eten, zorgde voor de nodige geruststelling.



‘Why don’t they make it fresh‘, vroeg onze Duitse vriend bij het wafelkraam waar een Indonesiër aan sneltempo hopen wafels aan het bakken was – vooralsnog zonder klanten. Die vraag bleek zo buitenwerelds dat niemand een antwoord kon bieden. Ik stelde mij alleen vragen bij de vorm van zijn wafelijzer. Nevertheless, de wafels waren lekker.


‘Why are the shallots so small, in Germany much larger‘. De Thaise sjalotten bleken groter, maar die moeten geïmporteerd worden. En waarom importeren als je ook twee kleinere sjalotten kan eten in plaats van één grote, vroeg de kok zich af. Ik vraag me af hoe zij zou denken over de afvalberg aan imperfecte groenten die in West-Europa weggegooid wordt.


Na het shoppen, was het tijd voor het koken. Ik bleek als enige fan van pikant eten. De twee heren wouden er niet van weten. Dus werd het een niet pikante lunch, met een apart potje zelfgemaakte sambal voor mezelf.




Tot mijn eigen grote verbazing:
- Vond ik het best leuk om te koken. Al moet ik eerlijk toegeven dat onze kok het meeste gedaan heeft. Zij heeft bijvoorbeeld alle garnalen schoongemaakt. Thank God, want anders zouden we er uren over gedaan hebben.
- Ging alles best vlot. Oké, drie Europeanen hebben er 15 minuten over gedaan om currypasta te maken terwijl zij later al giechelend toegaf daar ongeveer twee minuten mee bezig te zijn.
- Heb ik niemand verwond – ook mezelf niet.
- Heb ik maar één keer na het snijden van de chilipeper mijn oog aangeraakt. Doorsnee gebeurt dit minstens drie keer alvorens ik van mijn fouten leer.
En het allerbeste: ik lustte het eten. Graag, zelfs. It’s a Christmas miracle.
