Een volgende hoofdstuk van onze trip naar Jordanië. Een bezoekje aan de Dode Zee mag niet ontbreken als je het land doorkruist. Petra overtreffen werd moeilijk, maar ‘never say never’.
Stop!
Op weg van en naar de befaamde zee was er veel politiecontrole. We werden een aantal maal gestopt, andere keren werden we aangemaand om toch maar weer vaart te maken en werd er gefocust op locals. Echte controles waren het trouwens niet. Eerder even kijken of die twee woorden Engels die ze kenden verstaanbaar waren.
Als het een tip mag zijn: zorg dat je papieren in orde zijn en dat je paspoort ergens klaar zit (voor die ene keer dat ze deze toch willen zien). Een stop duurde nooit langer dan een paar seconden, maar onze reisgids waarschuwde om toch maar voorzichtig te zijn.
Wat?
De Dode Zee is wat het is. Een ‘zee’ die steeds kleiner wordt. Het water verdampt helaas aan een razend tempo en de vele oplossingen die men bedacht heeft (een kanaal tussen de Rode en de Dode Zee?), daar blijkt er nog geen enkele echt van te werken. De wandeling van uit het hotel tot aan het water had een aantal jaar geleden een paar minuten minder lang geduurd. Er staan bordjes op het pad naar het water met aanduidingen tot waar het water enkele jaren geleden nog kwam. Dan slik je toch wel even.
De hotels bouwen hard aan hun infrastructuur, aan een mooi strand met de nodige voorzieningen, maar het is duidelijk dat een aantal jaar en een heel aantal meter verder, gewoon opnieuw begonnen kan worden.
Dobberen op het water
Het strand van ons hotel (het gigantische Dead Sea Spa Hotel) leek net iets meer op een industriegebied waar nog volop gebouwd werd. Er werd ook effectief nog gewerkt aan een huisje met faciliteiten. Ook terwijl een 50-tal mensen zich stonden in te smeren met modder uit de Dode Zee. Of modder uit een gerecycleerde verfpot. Want dat is ‘a thing’ daar. Ieder om de beurt. Daarna allemaal onder de douche, toen nog net tegen het water, nu waarschijnlijk al wat verder …
Op naar het water! Dobberen in het water is en blijft wel leuk, en net dat tikkeltje bizar. Je ziet het zout quasi ronddrijven en aan de oever ligt het vol ‘brokken’ zout. Tegelijk word je herinnerd aan elk klein schrammetje op je lichaam. Zwemmen is uit den boze, dat lukt trouwens amper. De Dode Zee is gemaakt om er op je rug in te gaan liggen. Na een minuutje of tien heb je het dan ook wel gezien.
Uiteraard kan je niet vertrekken zonder de obligatoire “zie mij drijven” foto. Gevolgd door de “zie mij hier lezen in mijn reisgids van Jordanie” foto. Ook wij zijn hier deels schuldig aan (de modder lieten we aan ons passeren, de rij aan de verfpot was net iets te lang).


De omgeving
Het gebied rond de Dode Zee is verre van dood. Op een strook van enkele kilometers langs het water staan een tiental van die mega-resorts. Je weet wel, van die hotels waar je echt niet hoeft buiten te komen, alles is voorzien: een hele resem zwembaden, restaurants, kilometers gangen (ja, verloren lopen hoort daarbij) en spa-voorzieningen.
We gaan er eerlijk in zijn, we zijn niet zo’n fans van dit soort hotels, maar hier in de buurt, was er weinig alternatief. Gelukkig was het nog laagseizoen en was er niet echt een drukte, een aantal van de bars en het zwembad waren zelfs nog gesloten.
We gingen ook eens piepen in het winkelcentrum enkele kilometers verderop om te ontsnappen aan het restaurant van ons hotel (matig en veel te duur). Niet dat het eten daar veel verfijnder was (Buffalo Wings), maar als bij je dessert 4 lepeltjes krijgt in plaats van 2, dan weet je dat je goed zit. Een extra Tripadvisor review plaatsen en meteen nog eens 10% korting krijgen (Ja, influencers zonder het te willen en van die dingen).
Voor de rest was het winkelcentrum maar een dode boel.
Dus.
Het is een must om hier te stoppen, als je alle ‘To-do’s’ van Jordanië wil kunnen afvinken, maar de eerlijkheid gebiedt ons wel om te zeggen dat het vooral een goudmijn is voor het bustoerisme. Gezellig kon je het daar niet noemen en het was nog niet eens hoogseizoen (voor ons een voordeel).